Au jeu de la concurrence fiscale, c'est toujours l'entité la plus riche qui l'emporte car elle a plus de recettes et moins de dépenses et qu'elle peut donc plus facilement se priver d'une partie de ces recettes ou les investir de manière adéquate.
De winnaar van die fiscale concurrentiestrijd is altijd het rijkste deelgebied, want dat heeft meer ontvangsten en minder uitgaven en kan het dus makkelijker stellen zonder een deel van die ontvangsten, of deze op een efficiënte manier investeren.