On peut relever qu'en toute logique, conformément à ce qui a été dit précédemment à propos de la procédure définie à l'arrêté royal nº 260 du 24 mars 1936, d'une part, le condamné à l'encontre duquel la condamnation a été prononcée doit être mis en cause, mais que, d'autre part, la demande doit également être dirigée contre l'État belge, ministère des Finances, en la personne du receveur de l'Enregistrement et des Domaines.
Men kan logisch in overeenstemming met hetgeen hiervoor gezegd met betrekking tot de procedure bepaald bij koninklijk besluit nr. 260 van 24 maart 1936 aanstippen dat enerzijds de betichte tegen wie de veroordeling is uitgesproken in zake moet worden gebracht maar anderzijds de vordering ook dient geformuleerd tegenover de Belgische Staat, ministerie van Financiën in de persoon van de ontvanger van Registratie en Domeinen.