Y a-t-il lieu de conclure que l’article 82 TFUE, et, le cas échéant, également l’article 91, paragraphe 1, sous c), TFUE, ainsi que les mesures adoptées sur le fondement des dispositions précitées et la décision-cadre 2005/214/JAI du Conseil du 24 février 2005 concernant l’applica
tion du principe de reconnaissance mutuelle aux sanctions pécuniaires, tolèrent que le principe de reconnaissance
mutuelle des décisions judiciaires et jugements ou les mesures prises pour l’amélioration de la sécurité routière en droit de l’Union, ne s’appliquent pas, à la discrétion de l’État-membre,
alors que ...[+++] celui-ci aurait prévu par un acte normatif de ne pas respecter la faculté d’intenter un recours devant une juridiction compétente en matière pénale, et autorisent l’application des modalités procédurales nationales en cas de recours contre l’accusation d’avoir commis une infraction, eu présence d’une décision d’infliger une sanction pécuniaire à la suite d’une infraction routière, dans les conditions de l’affaire au principal lorsque les éléments suivants sont réunis:Is het op grond van artikel 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in voorkomend geval artikel 91, lid 1, sub c, van dit Verdrag, en de op grond van deze voorschriften vastgestelde maatregelen alsook op basis van het kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005
inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties toegestaan, dat respectievelijk het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen en de unierechtelijke maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid volgens de lidstaat — doordat hij in een normatieve handeling h
...[+++]eeft bepaald dat geen rekening dient te worden gehouden met de noodzakelijke voorwaarden voor een beroep bij een met name in strafzaken bevoegde rechter noch met de toepasbaarheid van de nationale regels van procesrecht inzake rechtsmiddelen met betrekking tot de tenlastelegging van een strafbaar feit — niet worden toegepast op een beslissing over de oplegging van een geldelijke sanctie waarbij voor de beslissing in de omstandigheden van het hoofdgeding tegelijkertijd het volgende geldt: