Cette thèse doit être réfutée parce que, d'une part, la législation sur les sociétés reconnaît explicitement la fusion partielle et, d'autre part, la doctrine a déjà souligné que l'opération assimilée à la fusion pour laquelle la société transférante ne cesse pas d'exister, existe bel et bien (« Fiscoloog », 16 mai 2001).
Deze stelling is te verwerpen omdat, enerzijds, de vennootschapswetgeving de partiële fusie uitdrukkelijk erkent en, anderzijds, er in de rechtsleer reeds werd op gewezen dat de met fusie gelijkgestelde verrichting waarbij de overdragende vennootschap niet ophoudt te bestaan wel degelijk bestaat (« Fiscoloog », 16 mei 2001).