Lorsque les parties, en une matière où elles disposent librement de leurs droits en vertu du droit belge, sont convenues valablement, pour connaître des différends nés ou à naître à l'occasion d'un rapport de droit, de la compétence des juridictions d'un État étranger ou de l'une d'elles et qu'une juridiction belge est saisie, celle-ci doit surseoir à statuer, sauf s'il est prévisible que la décision étrangère ne pourra pas être reconnue ou exécutée en Belgique ou si les juridictions belges sont compétentes en vertu de l'article 11.
Wanneer de partijen, in een aangelegenheid waarin zij vrij over hun rechten kunnen beschikken uit hoofde van Belgisch recht, rechtsgeldig zijn overeengekomen om buitenlandse rechters of een buitenlandse rechter bevoegd te maken om kennis te nemen van bestaande of toekomstige geschillen die uit een rechtsverhouding voortvloeien en wanneer de zaak aanhangig is gemaakt voor een Belgische rechter, moet deze zijn uitspraak uitstellen, tenzij kan worden voorzien dat de buitenlandse beslissing in België niet zal kunnen worden erkend of ten uitvoer gelegd of tenzij de Belgische rechters bevoegd zijn krachtens artikel 11.