Au contraire, les travaux préparatoires de la loi du 20 juillet 2005 montrent que le législateur avait pour objectif de « porter remède à l'inconstitutionnalité relevée par la Cour d'Arbitrage dans son arrêt n° 114/2004 du 30 juin 2004, en matière de décharge de la caution du failli » (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-1811/001, p. 4).
Integendeel, de parlementaire voorbereiding van de wet van 20 juli 2005 toont aan dat de wetgever de bedoeling had « te verhelpen aan de ongrondwettigheid inzake het bevrijden van de borg van de gefailleerde, zoals aan het licht gebracht door het Arbitragehof in [zijn] arrest nr. 114/2004 van 30 juni 2004 » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1811/001, p. 4).