Il y a donc lieu de remplacer l'exigence irréaliste contenue dans la proposition de loi selon laquelle la femme donne son accord à la répudiation au moment de son homologation, par l'exigence selon laquelle elle le fait au plus tard au moment de la demande de donner des effets juridiques à la répudiation.
De onrealistische vereiste van het wetsvoorstel op grond waarvan de vrouw akkoord moet gaan met de verstoting op het tijdstip van de homologatie ervan, moet dus worden vervangen door de vereiste op grond waarvan zij zulks doet ten laatste op het tijdstip van de vordering om juridisch gevolg te geven aan de verstoting.