Elles ajoutent que l'application de ces méthodes n'est pas limitée à une observation dans le but de rechercher un fugitif qui se soustrait à l'exécution de sa peine mais rend également possible le recours à une infiltration, ce qui ne saurait se justifier puisque celle-ci suppose qu'un fonctionnaire de police entretienne, sous une identité fictive, des relations durables avec des personnes « concernant lesquelles il existe des indices sérieux qu'elles commettent ou commettraient des infractions » (article 47octies, § 1, du Code d'instruction criminelle).
Zij voegen daaraan toe dat de toepassing van die methoden niet is beperkt tot een observatie met de bedoeling een voortvluchtige op te sporen die zich aan de uitvoering van zijn straf onttrekt maar eveneens de aanwending van een infiltratie mogelijk maakt, wat niet kan worden verantwoord vermits die veronderstelt dat een politieambtenaar, onder een fictieve identiteit, duurzame contacten onderhoudt met personen « waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat zij strafbare feiten [.] plegen of zouden plegen » (artikel 47octies, § 1, van het Wetboek van strafvordering).