Le deuxième alinéa des articles 152, § 2, et 185, § 2, du même code prévoit que si le prévenu a comparu en personne ou par un avocat à l'audience d'introduction, mais ne comparaît plus aux audiences ultérieures, ni en personne, ni par un avocat, le jugement rendu sera réputé contradictoire.
Het tweede lid van de artikelen 152, § 2, en 185, § 2, van het Wetboek van strafvordering voorziet dat wanneer de beklaagde op de inleidingszitting is verschenen in persoon of vertegenwoordigd door zijn raadsman, maar op latere zittingen niet meer verschijnt, noch in persoon noch in de persoon van zijn advocaat, het vonnis geachte wordt op tegenspraak te zijn.