La décision autorisant une coopération renforcée est adoptée par le Conseil "en dernier ressort", lorsqu'il établit que les objectifs recherchés par cette coopération ne peuvent être atteints dans un délai raisonnable par l'Union dans son ensemble, et à condition qu'au moins neuf États membres y participent (article 20, paragraphe 2, du TUE).
Een besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan wordt "in laatste instantie" genomen door de Raad, zodra deze constateert dat de doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt en mits ten minste negen lidstaten deelnemen (artikel 20, lid 2, VEU).