Les grandes orientations de la stratégie antifraude de juin 2000 [55] et la programmation des actions pour leur mise en oeuvre concrétisent le principe du rapprochement des fonctions d'enquête, de renseignement (intelligence stratégique et opérationnelle), d'exploitation des résultats opérationnels et des fonctions générales de l'institution au sein de l'Office.
De hoofdlijnen van de strategie voor fraudebestrijding van juni 2000 [55] en de programmering van maatregelen voor hun uitvoering geven gestalte aan het beginsel van onderlinge afstemming van functies voor onderzoek, inlichtingenwerk (strategische en operationele intelligence), benutting van operationele resultaten enerzijds en de algemene functies van de instelling binnen het Bureau anderzijds.