Art. 6. Sans préjudice des dispositions des articles 11 à 17 de la loi du 16 mars 1971 sur le travail, tout travailleur effectuant des services d'interopérabilité transfrontalière, bénéficie, par période de sept jours, d'une période minimale de repos hebdomadaire ininterrompu d'une durée de vingt-quatre heures auxquelles s'ajoutent les quatorze heures de repos journalier.
Art. 6. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 11 tot 17 van de arbeidswet van 16 maart 1971, heeft iedere mobiele werknemer die interoperabele grensoverschrijdende diensten verricht, in elk tijdvak van zeven dagen een wekelijkse rusttijd van ten minste vierentwintig ononderbroken uren, vermeerderd met de veertien uren dagelijkse rusttijd.