L'intervenant renvoie ensuite aux considérants B.51.2 et B.51.3 de l'arrêt de la Cour constitutionnelle nº 154/2007 du 19 décembre 2007 qui précise: « S'il est justifié par rapport aux objectifs poursuivis par la législation attaquée de
ne prévoir que des motifs légitimes en lien direct avec une profession ou un loisir à l'égard de celui qui souhaite acquérir
une arme soumise à autorisation, il est toutefois disproportionné de rendre la détention d'une arme sans munitions impossible lorsque celui qui sollicite l'autorisation de détent
...[+++]ion et qui satisfait pour le surplus à toutes les autres conditions prévues, souhaite non pas acquérir, mais conserver dans son patrimoine une arme qui était détenue légalement, soit parce qu'une autorisation de détention avait été délivrée, soit parce que cette autorisation n'était pas requise.Spreker verwijst vervolgens naar consideransen B.51.2 en B.51.3 van het arrest nr. 154/2007 van 19 december 2007 van het Grondwettelijk Hof, waarin het volgende staat : « Hoewel het ten aanzien van de door de bestreden wetgeving nagestreefde doelstellingen geoorloofd is al
leen te voorzien in wettige redenen die een rechtstreeks verband vertonen met een beroep of een vrijetijdsbesteding voor wie een vergunningsplichtig wapen wenst te verwerven, is het echter niet evenredig het voorhanden hebben van een wapen zonder munitie onmogelijk te maken, wanneer diegene die de vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen aanvraagt en die voor
...[+++]het overige aan alle andere gestelde voorwaarden voldoet, een wapen dat legaal voorhanden werd gehouden, niet wenst te verwerven, maar in zijn vermogen wenst te bewaren, ofwel omdat een vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen was verleend, ofwel omdat die vergunning niet was vereist.