(n bis) "interopérabilité", l'aptitude d'un mode de transport à permettre la circulation sûre et ininterrompue de ses véhicules en vue d'accomplir les performances requises, en fonction de l'ensemble des conditions techniques, opérationnelles et réglementaires dans lesquelles le mode de transport concerné opère, en englobant des solutions innovantes qui augmentent la compatibilité des différents systèmes.
n bis) "interoperabiliteit": het vermogen van een vervoerswijze om het veilige en ononderbroken verkeer van vervoermiddelen mogelijk te maken teneinde de vereiste prestatieniveaus te bereiken, afhankelijk van alle technische, operationele en wettelijke voorwaarden waaraan de betrokken vervoerswijze moet voldoen; hiertoe behoren ook innoverende oplossingen die de compatibiliteit tussen de verschillende systemen verbeteren;