L'intervenant note par ailleurs que le Conseil d'État a été très prudent dans son avis : « En prévoyant une proportion maximale de douze pour cent du nombre total de magistrats (...) par ressort de cour d'appel ou de cour du travail, l'avant-projet ne paraît pas, a priori, méconnaître le sens que la cour a entendu attacher aux termes « très faible proportion » (do c. Chambre 51 1247/001, p. 16).
Spreker wijst er overigens op dat de Raad van State in zijn advies heel voorzichtig is geweest : « Door te voorzien in een maximum verhouding van 12 % van het totaal aantal magistraten (...) per rechtsgebied van het hof van beroep of van een arbeidshof, lijkt het voorontwerp op het eerste gezicht geen afbreuk te doen aan de betekenis die het hof aan de termen « zeer beperkte mate » heeft willen geven (stuk Kamer, nr. 51-1247/001, blz. 16).