Il ressort ensuite des travaux préparatoires de la loi du 10 mai 2007 que, par la définition du motif de justification visé à l'article 7, § 2, (la distinction directe est justifiée objectivement par un but légitime et les moyens de réaliser ce but doivent être appropriés et nécessaires), le législateur a voulu se conformer à la définition de la notion de discrimination selon la jurisprudence constante de la Cour européenne des droits de l'homme, de la Cour constitutionnelle, de la Cour de cassation et du Conseil d'Etat.
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 mei 2007 blijkt vervolgens dat de wetgever met de omschrijving van de in artikel 7, § 2, bepaalde rechtvaardigingsgrond (het directe onderscheid wordt objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel zijn passend en noodzakelijk) zich heeft willen aansluiten bij de omschrijving van het begrip discriminatie volgens de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State.