S'il est vrai que le notaire est à la fois titulaire d'une profession libérale et officier ministériel (voy. B.7.3), il reste qu'il est soumis, en cette dernière qualité, à des règles dérogeant largement à celles applicables aux professions indépendantes et aux autres professions libérales : il appartient à l'autorité, notamment, de fixer le nombre des études notariales, de nommer les notaires et d'établir les tarifs des actes qu'ils dressent.
Hoewel de notaris tegelijkertijd beoefenaar van een vrij beroep en ministerieel ambtenaar is (zie B.7.3) blijft hij, in die laatste hoedanigheid, onderworpen aan regels die aanzienlijk afwijken van die welke van toepassing zijn op de zelfstandige beroepen en op de andere vrije beroepen : het komt met name aan de overheid toe het aantal notariskantoren vast te stellen, de notarissen te benoemen en de tarieven vast te stellen van de akten die zij opmaken.