Art. 5. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres: 1° désigner les précurseurs d'explosifs faisant l'objet d'une restriction et ceux nécessitant une notification qui, outre les substances visées aux annexes I et II du Règlement, tombent sous l'application de la présente loi; 2° fixer une valeur limite de concentration moins élevée pour les substances figurant à l'annexe I du Règlement et les faire relever de l'application de la présente loi; 3° fixer une valeur limite de concentration pour les substances mentionnées à l'annexe II du Règlement, au-delà de laquelle elles seront soumises aux restrictions applicables aux précurseurs d'explosifs faisant l'objet d'une restriction, telles que visées à l'article 3.
Art. 5. De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad: 1° precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt en precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt, aanwijzen die, naast de stoffen bedoeld in de bijlagen I en II van de Verordening, onder de toepassing van deze wet vallen; 2° een lagere concentratiegrenswaarde vaststellen voor de in bijlage I van de Verordening vermelde stoffen en deze onder toepassing van deze wet laten vallen; 3° een concentratiegrenswaarde vaststellen voor de in bijlage II van de Verordening vermelde stoffen, waarboven ze onderworpen worden aan de beperkingen die gelden voor precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zoals bedoeld in artikel 3.