Pour le surplus, il ne pourrait être raisonnablement soutenu que l'interdiction de cantonnement risquerait de placer le débiteur d'une créance alimentaire dans une situation non conforme à la dignité humaine dans l'hypothèse où, confronté à l'insolvabilité du créancier d'aliments, ledit débiteur se trouverait dans l'impossibilité de récupérer les sommes qu'il a indûment payées en raison d'un premier jugement ultérieurement réformé.
Voor het overige zou niet redelijk kunnen worden aangevoerd dat het verbod van het kantonnement de schuldenaar van een schuldvordering tot levensonderhoud zou kunnen plaatsen in een situatie die niet beantwoordt aan de menselijke waardigheid in de hypothese dat die schuldenaar, geconfronteerd met de insolventie van de schuldeiser van levensonderhoud, in de onmogelijkheid zou verkeren de sommen te recupereren die hij ten onrechte heeft betaald wegens het eerste vonnis dat later werd hervormd.