La question préjudicielle porte sur le point de savoir si l'article 601bis du Code judiciaire, inséré par l'article 36 de la loi du 11 juillet 1994 relative aux tribunaux de police et portant certaines dispositions relatives à l'accélération et à la modernisation de la justice pénale, viole les articles 10 et 11 de la Constitution en regard de l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que la disposition en cause institue le tribunal de police comme juge exclusif de tous les dr
oits et obligations découlant du droit applicable au roulage, y compris des arti ...[+++]cles 24 et 25 du contrat-type joint à l'arrêté royal du 14 décembre 1992 relatif au contrat-type d'assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automoteurs, alors que ce même tribunal de police connaît aussi de l'action pénale portant sur ces mêmes faits, de sorte qu'il serait amené à propos d'une action civile à se prononcer sur des faits qu'il ne pourrait paraître apprécier de manière impartiale, pour s'être déjà prononcé sur eux en statuant au pénal.De prejudiciële vraag heeft tot doel na te gaan of artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 36 van de wet van 11 juli 1994 betreffende de politierechtbanken en houdende een aantal bepalingen betreffende de versnelling en de modernisering van de s
trafrechtspleging, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in het licht van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, schendt, doordat de in het geding zijnde bepaling de politierechtbank aanwijst als exclusieve rechter van alle rechten en plichten die voortvloeien uit het recht dat van toepassing is op het wegverkeer, met inbegrip van de artikelen
...[+++] 24 en 25 van de modelovereenkomst gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, terwijl diezelfde politierechtbank eveneens kennis neemt van de strafvordering met betrekking tot diezelfde feiten, zodat zij in verband met een burgerlijke rechtsvordering ertoe zou worden gebracht zich uit te spreken over feiten die zij niet op onpartijdige wijze kan lijken te beoordelen vermits zij zich reeds op strafrechtelijk vlak erover heeft uitgesproken.