(3) la personne qui fait partie du personnel roulant, navigant ou volant, d'une entreprise effectuant, pour le compte d'autrui ou pour son propre compte, des transports internationaux de passagers ou de marchandises par voies ferroviaire, routière, aérienne ou batelière et ayant son siège sur le territoire d'un État contractant est soumise à la législation de ce dernier État.
(3) op de persoon die deel uitmaakt van het reizend, varend of vliegend personeel van een onderneming die voor rekening van een derde of voor eigen rekening internationaal vervoer van passagiers of goederen per spoor, over de weg, via de lucht of per binnenscheepvaart verricht en wier zetel gevestigd is op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat is de wetgeving van deze Staat van toepassing;