3. L'article 146, alinéa 4, du décret du 18 mai 1999 portant organisation de l'aménagement du territoire, modifié par l'article 7 du décret du 4 juin 2003 et par l'article 46 du décret du 21 novembre 2003, interprété en ce sens que les ' zones agricoles d'intérêt paysager ' sont comprises dans ' les zones agricoles à valeur particulière ', viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution et/ou les articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution, combinés ou non avec les articles 10 et 11 de la Constitution et avec l'article 7 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 15 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques en ce que, lorsqu'il est lu en combinaison avec l'article 145bis du décret du 18
...[+++]mai 1999, inséré par le décret du 13 juillet 2001 et modifié par le décret du 22 avril 2005, avec les articles 1.1°, 3.9° et 3.11°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 avril 2000 portant détermination des modifications de fonction subordonnées à un permis et des travaux, actes et modifications qui ne requièrent pas d'autorisation urbanistique, avec l'article 2, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 novembre 2003 fixant les modifications admissibles de la fonction de bâtiments situés en dehors de la zone d'affectation appropriée et avec les articles 1.3° et 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 mai 2000 relatif au mode de calcul et au paiement de la plus-value, les travaux, actes et modifications effectués dans une même zone ne sont pas appréciés de manière uniforme sous tous leurs aspects (octroi de permis, dispense de permis, répression et réparation), parce qu'une même zone est considérée tantôt comme zone vulnérable du point de vue spatial et tantôt comme zone non vulnérable du point de vue spatial, en fonction de la réglementation applicable ?3. Schendt artikel 146, vierde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd door artikel 7 van het decreet van 4 juni 2003 en artikel 46 van het decreet van 21 november 2003, in zoverre het wordt geïnterpreteerd dat d
e ' landschappelijk waardevolle agrarische gebieden ' begrepen zijn in de ' agrarische gebieden met bijzondere waarde ', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en/of de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en met artikel 7 EVRM en artikel 15 van het BUPO-Verdrag, doordat, wanneer
...[+++]het samen gelezen wordt met artikel 145bis van het decreet van 18 mei 1999, zoals ingevoegd bij decreet van 13 juli 2001 en zoals gewijzigd bij decreet van 22 april 2005, met de artikelen 1.1° en 3.9° en 11° van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, met artikel 2, § 2, van het besluit van 28 november 2003 van de Vlaamse Regering tot bepaling van de toelaatbare functiewijzigingen voor gebouwen, gelegen buiten de geëigende bestemmingszone, en met de artikelen 1.3° en 4 van het besluit van 5 mei 2000 van de Vlaamse Regering betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde, werken, handelingen en wijzigingen in eenzelfde gebied in al hun facetten (vergunningverlening, vergunningsvrijstelling, bestraffaing en herstel) niet op een uniforme wijze worden beoordeeld omdat eenzelfde gebied als ruimtelijk kwetsbaar gebied en als niet ruimtelijk kwetsbaar gebied wordt aangezien naargelang de toepasselijke reglementering ?