La formulation de la question préjudicielle indique toutefois que le juge a quo souhaite en réalité savoir si l'article 216novies du Code d'instruction criminelle, combiné avec l'article 2, alinéa 1 et alinéa 3, 2°, de la loi du 4 octobre 1867 et avec l'article 56, alinéa 2, du Code pénal, est compatible avec les articles 10, 11 et 23 de la Constitution.
De wijze waarop de prejudiciële vraag is geformuleerd, doet evenwel ervan blijken dat de verwijzende rechter in werkelijkheid wenst te vernemen of artikel 216novies van het Wetboek van strafvordering, in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867 en met artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet.