Lorsque le comportement des visiteurs ne portait pas atteinte à la tranquillité ou à la sécurité publique, tout en provoquant une réelle gêne (consommation exagérée d'alcool, toxicomanie, trafic de stupéfiants), le Conseil d'Etat avait toujours statué qu'il s'agissait de troubles à l'ordre moral, et que les mesures de police administrative prises par le bourgmestre ne pouvaient traiter ce type de problème.
Wanneer het gedrag van de bezoekers geen inbreuk pleegde op de openbare rust of veiligheid, maar wel een reële hinder veroorzaakte (overmatig alcoholgebruik, drugsgebruik, handel in verdovende middelen) had de Raad van State steeds de uitspraak gedaan dat het ging om verstoring van de morele orde, en dat administratieve politiemaatregelen getroffen door de burgemeester dit type probleem niet konden behandelen.