Afin d'éviter l'insécurité juridique qui résulterait de l'annulation et de permettre à la Belgique de continuer à donner exécution à la directive mentionnée en B.6 dans la matière réglée par le décret attaqué, les effets du décret annulé doivent être maintenus, par application de l'article 8, alinéa 2, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, jusqu'à ce que la Région de Bruxelles-Capitale ait fait entrer en vigueur une ordonnance en cette matière et au plus tard jusqu'au 31 mars 2013.
Teneinde de rechtsonzekerheid te vermijden die uit de vernietiging zou voortvloeien en België in staat te stellen verdere uitvoering te geven aan de in B.6 vermelde richtlijn in de bij het bestreden decreet geregelde aangelegenheid, dienen, met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de gevolgen van het vernietigde decreet te worden gehandhaafd tot het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een ordonnantie in deze aangelegenheid in werking heeft doen treden en uiterlijk tot 31 maart 2013.