2. Par dérogation au paragraphe 1, point b), un État membre peut autoriser la commercialisation de semences d’une variété de conservation dans des régions supplémentaires de son territoire, à condition que ces régions soient analogues à la région d’origine en ce qui concerne l’habitat naturel et semi-naturel de la variété en question.
2. In afwijking van lid 1, onder b), mag een lidstaat op zijn grondgebied aanvullende gebieden goedkeuren voor het in de handel brengen van zaaizaad van een instandhoudingsras, mits die gebieden met het gebied van oorsprong vergelijkbaar zijn wat de natuurlijke en seminatuurlijke habitat van dat ras betreft.