1. Les États membres prennent les mesures appropriées pour mettre en place des organismes et des institutions de régulation nationaux, conformément à leur droit national respectif, garantir leur indépendance, veiller à ce que les hommes et les femmes y soient représentés en nombre égal et s'assurer qu'ils exercent leurs pouvoirs de manière impartiale et transparente.
1. De lidstaten nemen passende maatregelen voor de oprichting van nationale regelgevende organen en instanties overeenkomstig de nationale wetgeving, garanderen hun onafhankelijkheid, zien erop toe dat vrouwen en mannen gelijkelijk in bedoelde instanties zijn vertegenwoordigd en dat die hun bevoegdheden op onvooringenomen en transparante wijze uitoefenen.