1. Lorsqu'un État membre considère qu'il convient de réintroduire le contrôle aux frontières intérieures au titre de l'article 23, paragraphe 1, il en avise les autres États membres et la Commission au plus tard six semaines avant la réintroduction prévue, ou dans un délai plus court si les circonstances nécessitant la réintroduction du contrôle aux frontières intérieures ne sont connues que moins de six semaines avant la date de réintroduction prévue, et fournit les informations suivantes:
1. Wanneer een lidstaat van mening is dat herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen uit hoofde van 23, lid 1, geboden is, stelt hij uiterlijk zes weken vóór de geplande herinvoering, of later, indien de omstandigheden die tot herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen nopen minder dan zes weken voor de geplande herinvoering bekend worden, de andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis, en verstrekt hij de volgende informatie: