Art. 13. L'Institut peut autoriser la réintroduction d'espèces animales et végétales indigènes lorsque l'enquête examine scientifiquement les différents aspects de la réintroduction et établit, compte tenu notamment des expériences des autres Régions ou Etats, que cette mesure est susceptible de contribuer à leur conservation.
Art. 13. Het Instituut kan zijn toestemming verlenen aan de herintroductie van inheemse dier- en plantensoorten na wetenschappelijk onderzoek van de verschillende aspecten van de herintroductie waaruit blijkt dat de betrokken maatregel, rekening houdende met de in andere Gewesten of Staten opgedane ervaring, tot de instandhouding ervan zou kunnen bijdragen.