a) à l'article 3, à l'article 4, paragraphe 2, aux articles 13, 14 et 17, à l'article 21, paragraphe 4, à l'article 21, paragraphe 6, à l'article 22, à l'article 24, paragraphe 3, aux articles 25 à 28 et 30, à condition que les déci
sions en matière de répartition des capacités d'infrastructure ou de tarification puissent, lorsqu'une entreprise ferroviaire en fait la demande par écrit, faire l'objet d'un recours devant un organisme indépendant, qui prend sa décision da
ns un délai de deux mois à compter de la fourniture de toutes les in
...[+++]formations pertinentes et dont la décision est soumise à un contrôle juridictionnel, et
a) artikel 3, artikel 4, lid 2, de artikelen 13, 14 en 17, artikel 21, leden 4 en 6, artikel 22, artikel 24, lid 3, en de artikelen 25 tot en met 28 en 30 op voorwaarde dat spoorwegondernemingen, zo nodig schriftelijk, beroep kunnen instellen tegen beslissingen betreffende de toewijzing van infrastructuurcapaciteit of de heffing van gebruiksrechten bij een onafhankelijke instantie die binnen twee maanden na de verstrekking van alle dienstige informatie een besluit neemt dat door de rechter kan worden getoetst, en