Le Conseil des ministres et la partie demanderesse devant le juge a quo font valoir que la réponse à la question préjudicielle n'est pas utile à la solution du litige au fond, étant donné que l'article 30, § 1, de la loi du 29 juin 1981 n'est jamais entré en vigueur et que dès lors, en cas de réponse affirmative de la Cour à la question posée, ce serait le délai de prescription de droit commun fixé à l'article 2262bis du Code civil qui trouverait à s'appliquer.
De Ministerraad en de eiseres voor de verwijzende rechter voeren aan dat het antwoord op de prejudiciële vraag niet dienstig is voor de oplossing van het bodemgeschil, aangezien artikel 30, § 1, van de wet van 29 juni 1981 nooit in werking is getreden, zodat, in geval van een bevestigend antwoord van het Hof op de gestelde vraag, de gemeenrechtelijke verjaringstermijn bepaald in artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zou zijn.