En effet, l'article 61/7, § 1, de la loi vise notamment la situation de « l'étranger porteur d'un permis de séjour de résident de longue durée - UE valable, délivré par un autre Etat membre de l'Union européenne sur la base de la directive 2003/109/CE du Conseil de l'Union européenne du 25 novembre 2003 relative au statut des ressortissants de pays tiers résidents de longue durée, [qui] introduit une demande d'autorisation de séjour de plus de trois mois » en vue de « poursuivre des études ou une formation professionnelle en Belgique ».
Artikel 61/7, § 1, van de wet heeft immers inzonderheid betrekking op de situatie van "een vreemdeling die houder is van een geldige EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene, afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, [die] een aanvraag voor een machtiging tot een verblijf van meer dan drie maanden indient" om "een studie of een beroepsopleiding [te] volgen in België".