3.10. Une fois armé, le dispositif de protection doit, s'il est du type 1, 2 ou 3, pouvoir résister, sans détérioration du mécanisme de direction susceptible de compromettre la sécurité, à l'application dans les deux sens et dans des conditions statiques d'un couple de 20 m daN dans l'axe de l'arbre de direction.
3.10. Beveiligingsinrichtingen van type 1, 2 of 3 moeten, wanneer zij ingeschakeld zijn, zonder nadelige gevolgen voor de stuurinrichting waardoor de veiligheid in gevaar kan worden gebracht, in beide richtingen bestand zijn tegen een statische belasting met een koppel van 20 m daN parallel aan de as van de stuurkolom.