Dès qu'elle a déterminé qu'un établissement de crédit remplit les conditions de déclenchement d'une procédure de résolution visées à l'article 244, § 1 , l'autorité de résolution dispose des pouvoirs de résolution suivants, qu'elle peut exercer séparément ou conjointement, sous réserve de l'article 255, § 3, alinéa 2 :
Zodra de afwikkelingsautoriteit besluit dat een kredietinstelling voldoet aan de voorwaarden voor het initiëren van een afwikkelingsprocedure bedoeld in artikel 244, § 1, heeft zij de volgende afwikkelingsbevoegdheden die zij, met inachtneming van artikel 255, § 3, tweede lid, afzonderlijk of in combinatie met elkaar kan uitoefenen :