Le législateur a pu raisonnablement considérer qu'afin de garantir une bonne administration de la justice, il convenait de procéder à la nomination de juges suppléants qui, comme il est dit en B.3.2, ne sont appelés à siéger qu'en cas d'empêchement des juges effectifs et dans le seul but de résorber l'arriéré judiciaire.
De wetgever vermocht redelijkerwijs te oordelen dat, teneinde een behoorlijke rechtsbedeling te waarborgen, moest worden overgegaan tot de benoeming van plaatsvervangende rechters die, zoals in B.3.2 is vermeld, enkel zijn geroepen om zitting te nemen in geval van verhindering van de werkende rechters en enkel teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken.