Le juge a quo demande à la Cour si l'article 11 de la loi du 10 juin 1998 n'établit pas une discrimination au détriment du créancier diligent, c'est-à-dire celui qui a intenté une action déclarée prescrite par une décision passée en force de chose jugée, et si l'égalité ne pourrait être rétablie en décidant que le créancier auquel ne peut être opposé un tel jugement ne pourrait bénéficier lui non plus du délai de prescription que l'article 10 fait courir à partir de l'entrée en vigueur de la loi.
De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 geen discriminatie in het leven roept ten nadele van de ijverige schuldeiser, dit wil zeggen diegene die een rechtsvordering die bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing verjaard is verklaard, heeft ingesteld, en of de gelijkheid niet zou kunnen worden hersteld door te beslissen dat de schuldeiser aan wie een dergelijk vonnis niet kan worden tegengesteld evenmin de verjaringstermijn zou kunnen genieten die artikel 10 doet ingaan vanaf de inwerkingtreding van de wet.