Les représentants des Parties à la Convention, leurs suppléants, leurs conseillers ou experts jouissent, lors des réunions de l'Assemblée générale, du Conseil ou de tout organe institué par l'Assemblée générale ou par le Conseil ainsi qu'au cours de leurs voyages à destination ou en provenance du lieu de la réunion des privilèges et immunités suivants:
De vertegenwoordigers van de Partijen bij het Verdrag, hun plaatsvervangers, hun raadgevers of deskundigen genieten, bij de vergaderingen van de algemene Vergadering, van de Raad of van ieder orgaan dat door de algemene Vergadering of de Raad is ingesteld, alsmede op hun reizen naar de plaats van samenkomst en terug, de volgende voorrechten en immuniteiten :