Cependant, lorsque la Cour de cassation est saisie d'une demande de dessaisissement conformément à l'article 29, § 3, elle doit, après avoir examiné si les conditions de la recevabilité de cette demande sont réunies en application de l'article 29, § 3, alinéa 2, se prononcer en se fondant sur les critères prévus notamment par l'article 10, 1°bis, du titre préliminaire du Code de procédure pénale et ce, conformément à l'article 29, § 3, alinéa 4.
Wanneer bij het Hof van Cassatie echter een vordering tot onttrekking aanhangig wordt gemaakt overeenkomstig artikel 29, § 3, moet het, na te hebben onderzocht of de ontvankelijkheidsvoorwaarden van die vordering zijn vervuld met toepassing van artikel 29, § 3, tweede lid, zich uitspreken op grond van de criteria waarin met name is voorzien in artikel 10, 1°bis, van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, en zulks overeenkomstig artikel 29, § 3, vierde lid.