À cette fin, le Président du Parlement, compte tenu de la gravité des faits s'étant produits, et saisi, le cas échéant, d'une demande en ce sens, doit avoir le pouvoir d'arrêter les sanctions appropriées, parmi celles prévues explicitement dans le règlement.
Daartoe moet de Voorzitter van het Parlement, rekening houdend met de ernst van de feiten die zich hebben voorgedaan en nadat in voorkomend geval een daartoe strekkend verzoek bij hem is ingediend, de bevoegdheid krijgen om passende sancties zoals uitdrukkelijk voorzien in het Reglement, vast te stellen.