Tous nos États membres doivent défendre le droit international et les droits de l’homme, sans crainte et sans favoritisme, faute de quoi notre crédibilité en tant que garant de la justice dans le monde sera compromise, ainsi qu’en tant qu’interlocuteur honnête pour la paix au Moyen-Orient.
Al onze lidstaten moeten het internationale recht en de mensenrechten zonder angst of voorkeur verdedigen, om te voorkomen dat onze geloofwaardigheid als voorvechter van gerechtigheid in de wereld – en zeker als eerlijke gesprekspartner bij vredesonderhandelingen in het Midden-Oosten – in het geding komt.