A cette fin, le législateur souhaitait mettre fin, d'une part, à « un régime de
taxation différent pour les sommes distribuées aux actionnaires ou associés par une société en activité [.] et par une société en liquidation » parce que « cette situation
peut entraîner des dissolutions inspirées par des motifs
purement fiscaux » et, d'autre part, à « des pratiques inappropriées visant à distribuer des réserves (en exonération d'impôt)
...[+++] aux actionnaires, cela au moyen d'opérations de rachat d'actions » (ibid. ), pratiques auxquelles a donné lieu le régime fiscal en matière d'opérations d'acquisition d'actions ou de parts propres par une société, avec exonération du précompte mobilier.Hiertoe wenste de wetgever een einde te maken, enerzijds, aan « een verschillen
de belastingheffing voor de sommen die zijn toegekend aan de aandeelhouders of vennoten door, aan de ene kant, een vennootschap in bedrijf, en, aan de andere kant, door een vennootschap in ver
effening », omdat « deze situatie kan leiden tot ontbinding van vennootschappen
die uitsluitend op fiscale gronden is gesteund » en, anderzijds, aan « ongepaste pra
...[+++]ktijken die erop gericht zijn de reserves (met belastingvrijstelling) aan de aandeelhouders uit te keren, zulks door middel van verrichtingen van verkrijging van aandelen » (ibid.), praktijken waartoe het fiscale stelsel inzake verrichtingen van verkrijging van eigen aandelen door een vennootschap met vrijstelling van roerende voorheffing aanleiding heeft gegeven.