Ayant pour buts essentiels de « permettre la modernisation de la formalité de l'enregistrement » (Doc. parl., Sénat, 1989-1990, n° 806-1, p. 1) et de « satisfaire à certaines revendications des notaires et des huissiers de justice » (ibid.), la loi du 22 décembre 1989 a modifié, après la loi du 19 juin 1986, les règles relatives à la perception et au recouvrement des droits d'enregistrement sur les jugements et arrêts, le « droit de condamnation » étant considéré comme une « rémunération du service rendu par la justice » (ibid., p. 29).
De wet van 22 december 1989 had essentieel tot doel de « de modernisering van de registratieformaliteit toe te laten » (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 806-1, p. 1) en « tegemoet te komen aan bepaalde eisen van de notarissen en gerechtsdeurwaarders » (ibid. ) en heeft, na de wet van 19 juni 1986, de regels betreffende de inning en de invordering van de registratierechten op de vonnissen en de arresten gewijzigd, waarbij het « veroordelingsrecht » werd « beschouwd als een vergoeding voor de dienst verleend door het gerecht » (ibid., p. 29).