Lorsqu’un État membre propose d’accorder une aide à une entreprise conformément aux présentes lignes directrices, il doit démontrer, au moyen d’éléments objectifs, que cette entreprise est en difficulté au sens de la présente section, sous réserve des dispositions propres aux aides au sauvetage et au soutien temporaire à la restructuration visées au point 29.
Een lidstaat die voornemens is om, overeenkomstig deze richtsnoeren, steun te verlenen aan een onderneming, moet op objectieve gronden aantonen dat de betrokken onderneming een onderneming in moeilijkheden is in de zin van dit onderdeel, behoudens de specifieke bepalingen voor reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun van punt 29.