Les travaux préparatoires de l'article 5 révèlent ensuite que le ministre compéte
nt a estimé qu'il n'était pas souhaitable de limiter le subventionnement pour la construction, la transformation et l'équipement de résidences-services et de complexes résidentiels fournissant des services et des maisons de repos, aux administrations publiques, comme c'était le cas à l'article 3 du décret en ce qui concerne la construction et la transformation d'habitations pour personnes âgées mais souhaitait également, eu égard à l'évolution démographique et au problème du vieillissement de la population, associer certa
ines initiatives du ...[+++]secteur privé non-commercial, et notamment les ASBL (Doc. parl., Conseil flamand, 1983-1984, n° 279/2, pp. 8-10).De parlementaire bespreking van artikel 5 maakt verder duidelijk dat de bevoegde minister het niet wenselijk achtte de subsidiëring voor het bouwen, verbouwen en inrichten van serviceflats en woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, te beperken tot de openbare besturen zoals dat het geval was in artikel 3 van het decreet betreffende het bouwen en verbouwen van woningen voor bejaarden maar tevens, gelet op de demografische evolutie en de problematiek van de vergrijzing van de bevolking, bepaalde
initiatieven in de niet-commerciële privésector, en met name de VZW's, erbij wenste te betrekken (Parl. St., Vlaamse Raad, 1983-1984, n
...[+++]r. 279/2, pp. 8-10).