Article 46. En cas d'absence ou d'empêchement du fonctionnaire dirigeant, les délégations qui lui sont données par la présente sous-section sont exercées soit par l'agent du Service général désigné en vertu d'un acte de subdélégation préalable soit, en l'absence d'une telle désignation, par l'agent du Service général du grade le plus élevé étant entendu qu'à égalité de grade, il sera tenu compte, d'abord de l'ancienneté dans le grade, ensuite de l'ancienneté de service, enfin de l'âge.
Artikel 46. Ingeval de leidende ambtenaar afwezig of verhinderd is, worden de delegaties die hem door deze onderafdeling, zijn verleend, ofwel uitgeoefend door de ambtenaar van de algemene dienst, aangewezen bij een voorafgaande akte van subdelegatie, ofwel, bij gebrek aan zulke aanwijzing, door de ambtenaar van de algemene dienst met de hoogste graad, met dien verstande dat bij gelijkheid in graad eerst rekening wordt gehouden met de graadanciënniteit, vervolgens met de dienstanciënniteit en tenslotte met de leeftijd.