La partie requérante dans l'affaire n° 5754 fait valoir, dans son cinquième moyen, que les articles 25, § 1 , et 44, attaqués, de la loi du 24 juin 2013 violent le droit à la protection de la vie privée et ne seraient pas compatibles avec les articles 10, 11, 22, alinéa 1 , et 22bis de la Constitution, combinés ou non avec les articles 3, 12 et 40 de la Convention relative aux droits de l'enfant, avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec les principes généraux de la sécurité juridique et de la proportionnalité.
De verzoekende partij in de zaak nr. 5754 voert in haar vijfde middel aan dat de bestreden artikelen 25, § 1, en 44 van de wet van 24 juni 2013 afbreuk doen aan het recht op de bescherming van het privéleven en niet bestaanbaar zouden zijn met de artikelen 10, 11, 22, eerste lid, en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 3, 12 en 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de algemene rechtsbeginselen van rechtszekerheid en evenredigheid.