1. Au cas où la valeur de la monnaie d’un État membre par rapport à l’unité de compte définie à l’article 4 serait réduite, le montant de la quote-part de capital versée par cet État dans sa monnaie nationale serait ajusté proportionnellement à la modification intervenue dans la valeur, moyennant un versement complémentaire effectué par cet État en faveur de la Banque.
1. Ingeval de waarde van de valuta van een lidstaat in verhouding tot de in artikel 4 omschreven rekeneenheid zou dalen, wordt het bedrag van het door deze staat in zijn nationale valuta gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal aangepast in verhouding tot de wijziging in deze waarde, door een door dit land te verrichten aanvullende storting ten gunste van de Bank.