Neuf autres États membres — c'est-à-dire l'ensemble des États membres n'ayant pas l'euro pour monnaie à l'exception du Royaume-Uni — marquèrent leur volonté de participer à l'élaboration de ce traité tout en soulignant que leur adhésion au traité serait décidée ultérieurement après consultation de leur parlement national une fois le texte finalisé.
Negen andere lidstaten — zijnde alle lidstaten die niet de euro als eenheidsmunt hebben, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk — toonden zich bereid om aan de opstelling van de verdragtekst mee te werken, met dien verstande dat over hun toetreding pas zou worden beslist na raadpleging van hun nationaal parlement, eenmaal de definitieve tekst van het verdrag zou vastgelegd zijn.