Selon la partie requérante, le mode de calcul du budget de fonctionnement serait plus avantageux pour l'enseignement fondamental subventionné que pour l'enseignement fondamental financé (premier moyen) et la réduction progressive de ces budgets de fonctionnement en fonction de celle de certaines dépenses salariales serait plus importante pour l'enseignement fondamental financé que pour l'enseignement fondamental subventionné (deuxième moyen), sans que soit ou puisse être démontrée l'existence, pour les deux distinctions respectives, d'une différence objective ou « non objectivable » entre les pouvoirs organisateurs concernés.
Volgens de verzoekende partij zou de berekeningswijze van het werkingsbudget voor het gesubsidieerd basisonderwijs gunstiger uitvallen dan voor het gefinancierd basisonderwijs (eerste middel) en zou de geleidelijke vermindering van die werkingsbudgetten naar gelang van de vermindering van bepaalde loonuitgaven belangrijker zijn voor het gefinancierd basisonderwijs dan voor het gesubsidieerd onderwijs (tweede middel), zonder dat voor het ene en het andere onderscheid een tussen de betrokken inrichtende machten bestaand objectief of niet-objectiveerbaar verschil wordt aangetoond of zou kunnen worden aangetoond.