Le gouvernement avait justifié sa décision en ces termes: « Compte tenu du fait que l'ensemble de la procédure électorale, aussi bien le calendrier que les obligations à respecter est fixé par arrêté royal, en vertu de la loi du 20 septembre 1948 et de la loi du 4 août 1996, il est impossible de déterminer par voie légale quels seront les litiges qui pourront ou non faire l'objet d'un appel ou d'une opposition.
De regering verdedigde haar beslissing als volgt : « Rekening houdend met het feit dat het geheel van de verkiezingsprocedure, zowel de kalender als de na te leven verplichtingen, vastgesteld wordt bij koninklijk besluit, krachtens de wet van 20 september 1948 en de wet van 4 augustus 1996, is het onmogelijk om via wettelijke weg te bepalen welke de geschillen zullen zijn die al dan niet voorwerp kunnen zijn van een beroep of van een verzet.